‘Winter, spring, summer or fall. All you have to do is call.’ Het rustgevende geluid van Carole King’s ‘You’ve got a friend’ raast met een hoog volume door mijn koptelefoon. Het is een wanhopige poging om mijn angsten tijdelijk uit te schakelen. Ik laat haar mij vertellen dat het wel goedkomt, dat ik niet alleen ben. Er is geen reden voor paniek. Als het niet goed gaat, hoef ik alleen maar te bellen.
Nieuwe plekken bezoeken is altijd even onwennig. Maar terugkeren op oude plaatsen in een nieuwe jas, dat is misschien nog wel lastiger. Ten minste, als je die vorige jas uit hebt gedaan, omdat het onweerde en je anders ziek werd. Inmiddels voel ik me weer wat beter. De storm is gaan liggen, het regent alleen nog. Toch kan ik niet stoppen met denken aan het spoor dat ik misschien wel heb achtergelaten. De modder die mijn vuile schoenen mee naar binnen brachten. Wat als ze me niet meer willen zien, uit angst opnieuw schoon te moeten maken?
Toch dwing ik mezelf langs te gaan. Dertig minuten lang zit ik met zweethandjes in de tram. Ik wil dat de tijd sneller gaat en tegelijk voor altijd stil blijft staan. Ik klik weer op shuffle en laat Carole’s ‘Tapestry’ album me terug naar aarde brengen. ‘I’ve got nothing to do but watch the passers-by. Mirrored in their faces I see frustration growing. And they don’t see it showing, why do I?’ Iedereen kan mijn angst ruiken. Ik weet het zeker. Alsof er met koeienletters ‘ANGSTHAAS’ op mijn voorhoofd geschreven staat. Zou het helpen als ik doe alsof? Fake it till you make it. Ja. Ik ben niet bang. Als het niet goed gaat, hoef ik alleen maar te bellen.
Mijn hoofd wordt overspoeld door een vloed aan scenario’s die zich hoogstwaarschijnlijk niet af zullen spelen. Even vergeet ik dat ik in de echte wereld leef en op enig moment de tram zal moeten verlaten. Ik ben aangekomen bij de bestemming. Precies op tijd, bijna tien minuten te vroeg. Nu kan ik nog 600 seconden de moed verzamelen om naar binnen te lopen. ‘I know when I get there. The first thing I’ll see is the sun shining golden. Shining right down on me. Then trouble’s gonna lose me. Worry leave me behind. And I’ll stand up proudly in true peace of mind.’ Met die woorden in mijn hoofd loop ik naar binnen. Bang, maar moedig. Dit is gewoon één van de vele drempels die ik zal moeten overwinnen in mijn leven. En zodra ik dat doe, zal ik me beter voelen.
Een paar uur later wandel ik weer naar buiten. Weg van de oude plek in mijn nieuwe jas. Geen spoor te bekennen. Ik heb het gedaan. Dat grote gebouw lijkt opeens een stuk kleiner. Nu ik mijn angst recht in de ogen heb gekeken, is hij plots zo eng niet meer. Ik kan eindelijk met een gerust hart naar huis. Maar zonder Carole had ik het niet aangedurfd. Ik was verdwaald en de rust in haar stem was als een kompas in de chaos. ‘When my soul was in the lost-and-found. You came along to claim it.’