Het leven is ritmisch. Wekker, douchen, eten, werken, eten. Bam, bam, bam. Slapen en weer door. Dezelfde verhalen van dezelfde mensen opnieuw en opnieuw. Hoe hou je toch dat tempo vol? Waarom zouden we deze marathon uit dansen? Dat zit ‘m soms in de kleinste dingen. De momenten dat je een ruk achter je navel voelt, omdat je de lucht inschiet van geluk. Je hart slaat een maat over en het gebrek aan zuurstof brengt je in een tintelende toestand. Op dat moment resoneer je met alles om je heen en tril je mee op een extatische golf die tot in je tenen doorwerkt.
Maar hoe bereik je die hoogten? Een goede pil op dat zonnige festival met de leukste mensen om je heen ligt voor de hand. Een geile pot seks misschien nog meer. Maar soms zit het ‘m in meer aardse zaken. Het klinkt cliché, maar hard werken kan soms zo’n intense beloning te weeg brengen. Het moment dat je je beseft dat je een bepaald obstakel, waar je enorm tegen opzag, zonder problemen overwonnen hebt. Dat je terug kan kijken op een periode waarin je je hebt ingezet voor een doel, wellicht met spanning of het wel zou lukken, en dat je persoonlijke groei je op een silver platterduidelijk wordt gemaakt. De opluchting in combinatie met onvervalste trots op je eigen kunnen nemen je mee in vogelvlucht en ineens rijs je uit boven de onzinnigheden van het bestaan. Voor dit gevoel doe je het.
Of de eerste keer in het seizoen dat de zon schijnt wanneer je vertrekt, en ze nog wat stralen voor je bewaard heeft bij thuiskomt. De fietstocht door de stad gaat sneller, je bent in tune met de rest van het verkeer. Armen, kuiten, schouders en decolletés verschijnen aan alle kanten vanuit de winterse krochten van de coltrui en ook de zonnebril is weer afgestoft – de energie begint weer door je aderen te stromen. Om 17u komen de appjes van vrienden of we nog even gauw het terras op duiken. Het pulseren van je telefoon valt samen met de komst van je lokaal gebrouwen lentebock en vrouw, wat is het weer lekker.
En dan nog die keer dat we langs de gracht wandelden. Op weg naar ons eerste huisje. Ik liep er weer eens licht bij en ook jij had het geluk in je pas. Stil waren we, maar zo blij en je pakte spontaan m’n hand. Zonder iets te zeggen liepen we door, maar vol van geluk lopen we nog, samen in de maat.