Wanneer is iets goed genoeg? Is dat het moment dat je een goed cijfer krijgt? De dag waarop je gepromoveerd wordt? Of als je jezelf eindelijk een keer een schouderklopje durft te geven voor al je harde werk?
Ik zou het niet weten. Als er iets is dat ik niet goed kan, is het namelijk tevreden zijn met mijn prestaties. “Het kan altijd beter”, zeg ik ‘s ochtends tegen mezelf als ik net wakker ben en ’s avonds voordat ik ga slapen. Het is niet de meest geruststellende gedachte, maar door de jaren heen is dit wel mijn levensmotto geworden. Het is nooit goed genoeg. Dat is simpelweg niet mogelijk. Niet haalbaar. Onbereikbaar. Want een acht is geen negen en een negen geen tien. En als het wel een tien is, dan moet je die maar zien te behouden, denk ik dan.
En dan heb je ook nog het feit dat meningen natuurlijk altijd subjectief zullen blijven. Iedereen kijkt altijd anders naar iets en daar kan ik niets aan veranderen. Hoe graag ik dat soms misschien ook zou willen. Mezelf opwinden over de gedachten van een ander, die ik dus niet kan controleren, heeft geen enkele zin. En eerlijk gezegd, soms houd ik mezelf ook niet eens meer bij. Dus laat staan dat ik me ook nog druk moest maken om de rest van de wereld. Beter van niet.
Tot op een zekere hoogte is het natuurlijk goed als je kritisch naar jezelf kunt kijken. Maar op het moment dat die kritische blik verandert in een alledaagse kijk op jezelf, gaat er iets mis. Dan is het geen realistische bril meer, maar eerder één van zelfhaat. Een bril die je niet helpt om verder te groeien, maar je juist terughoudt en klein laat blijven. Want als ik nu al nooit erken dat ik af en toe iets goed doe, waarom zou ik dat dan wel doen als ik een tien haal? Er is namelijk altijd wel iets om onzeker over te zijn. Perfectie bestaat niet. (Godzijdank, want dan zou de wereld waarschijnlijk enorm saai zijn.) Maar toch, stiekem vind ik het een enge gedachte dat ik nooit op dat niveau zal komen. Een niveau dat dus niet eens écht is. Het is een traptrede die enkel in mijn hoofd bestaat, maar dat accepteren betekent opgeven. En laat ik dat nou net zo belachelijk moeilijk vinden.
Opgeven is eigenlijk ook een negatief woord. Anderen zouden het waarschijnlijk eerder zelfzorg noemen. Voor de verandering eens wat minder hooi op je vork nemen, is namelijk niet erg, egoïstisch of lui. Het is noodzakelijk. En dat weet ik. Althans, dat kan ik bedenken, het daadwerkelijk zo voelen is een heel ander verhaal. Maar toch, deze ‘noodzaak’ is voor mij geen prioriteit. Eerst keihard werken tot je erbij neervalt en daarna uitrusten. Zo werkt het. Dan mag ik een week halfdood op de bank liggen, want dan heb ik het zogenaamd verdiend. Zolang ik de week daarna maar weer vol gas geef, want anders gaat het natuurlijk de verkeerde kant op. Die niet-bestaande perfectie komt er namelijk niet vanzelf.