Hoewel de mystieke ervaring van een persoon in details en intensiteit kan verschillen worden er meestal dezelfde, algemene kenmerken beschreven:
-
In de mystieke ervaring verdwijnt alle ‘andersheid’ en wordt de wereld als een geheel ervaren; de mysticus probeert zich te verenigen met het transcendente.
-
De mysticus komt tot de realisatie dat zijn/haar eigen subjectieve werkelijkheid niet afzonderlijk van de object-gerichte werkelijkheid kan bestaan.
Als je 30 wordt, zoals ik een ruime week geleden, ga je jezelf stiekem vergelijken met het beeld dat je ooit had van mensen van die leeftijd. Mensen die 30 zijn hebben een groot huis, een huisdier, een belangrijke baan, kinderen, komen op vrijdag netjes om 1u thuis, zoiets. Maar het belangrijkste van alles, ze weten wie ze zijn en hoe de wereld werkt.
Dat die eerste dingen nergens opslaan hoef ik niemand te vertellen en ik vond mijn verjaardag daarmee ook even onbelangrijk (en even gezellig) als altijd. Maar die laatste assumpties, die kan ik maar moeilijk van me afschudden. Weet ik wie ik ben, waarom ik doe wat ik doe en of dat klopt met de rest van de wereld? En zo nee, wanneer weet ik dat dan ooit wel?
Hoe ouder ik word, hoe minder ik van de wereld begrijp. We hebben een soort regels, een social construct waarin we dingen doen die horen en ook bepaalde zekerheid geven. Zoals die baan, dat huwelijk, het huis, de kids. Dat is niet goed en niet fout. Het is gewoon wat we doen. Wel vinden we mensen die dat niet doen anders. Minder anders dan we ze vroeger vonden, maar we vinden het nog altijd anders.
En dat komt natuurlijk omdat we stiekem een grote kudde zijn. Het liefst horen we allemaal bij elkaar of in ieder geval bij een subgroepje van de kudde. Dus anders zijn doe je toch het liefst met nog een paar andere mensen en zijn die er niet dan ga je je misschien wel heel erg afvragen of je niet hetzelfde moet doen.
Dan vragen we onszelf, weet ik wel wie ik ben? En waarom ik doe wat ik doe? En klopt dat wel met de rest van de wereld? En dan maken we ons heel druk over wat iedereen vindt en denkt en zegt. Dat is niet goed of fout, dat is gewoon onze soort.
Maar soms moet je heel even, op zo’n nacht als deze, buiten blijven tot de nacht over je heen valt en de sterrenhemel zich boven je opent. En kijken naar dat gigantisch grote zwarte niets waarin wij ronddrijven. En bedenken dat als je op een van die witte puntjes zou gaan staan, onze aarde net zo’n klein wit puntje is.
Die aarde, waarop het werelddeel ligt waar jij je in bevindt, waarin het land ligt waar jij woont, waar weer de stad is gesticht waar jij in je achtertuintje een stoel hebt gezet en met grote ogen naar het schouwspel boven je hoofd kijkt. Dat is wie je bent. Een heel klein wit stipje in een gigantisch groot niets. Dat is hoeveel het uitmaakt. Want die wereld draait ook gewoon door zonder ons.