Mijn dochter, in een opwelling zei ik tegen je dat ik wel wat wilde schrijven voor het feministische platform waar je voor werkt. Waarom weet ik nog steeds niet helemaal, maar nu hang ik en zal ik het doen ook.
Het idee was een brief aan jou, of zelfs een paar, omdat er zoveel dingen zijn die ik je zou willen vertellen. En een brief is een mooie vorm, net of je naast me zit en ik tegen je praat. Dus ik begin maar gewoon bij het begin.
Ik weet nog goed dat jij geboren werd, een mini-mensje, een maand te vroeg, ik had net een dag ouderschapsverlof. Je leek heel kwetsbaar, omdat je zo klein was en alles aan jou was gekreukeld. Maar je staarde me met felle oogjes aan en er was zo’n moment dat ik voelde dat je had besloten dat ik oké was. Waar je bij je vader meteen begon te krijsen en te trappen als hij het pipetje met melk voor premature baby’s in je mond probeerde te duwen, viel je onmiddellijk stil als ik je overnam.
We waren toen al verbonden, begrepen elkaar zonder dat er veel woorden aan te pas hoefden te komen. Naarmate je ouder werd, herkende ik ook steeds meer trekjes die we deelden: hoe principieel je was, veel principiëler dan ik, je stil verzet als je het ergens niet mee eens was, waardoor de stemming in huis ijskoud kon worden, je enthousiasme voor onalledaagse kleine dingen, de gekkigheid en uitzinnige onzin, de behoefte aan een veilige, warme cocon waarin je helemaal jezelf kon zijn in je berevel met warme slobbersokken en een grote pot thee.
Ook op moeilijke momenten, of misschien juist dan, zie ik wat een sterke vrouw je geworden bent, dat je alles wat niet leuk was moedig hebt laten komen en dat het je alleen maar heeft gesterkt in je drang naar onafhankelijkheid. Dat je je angsten in de ogen hebt durven kijken. Je bent nu niet meer bang om bang te zijn. Je gaat het aan, duikt erin, laat jezelf zien, krijgt dingen voor elkaar, neemt anderen mee en creëert beweging. En dan voel ik bewondering voor deze jonge vrouw, mijn dochter.