Vorige week tijdens die prangende hitte kon ik de slaap niet vatten. Het leek wel of ieder stukje van mijn huid dat het matras raakte direct een plas met zweet creëerde. Mijn dijen kleefde tegen elkaar aan, in mijn voeten accumuleerde de hoeveelheid vocht die nacht tot een hoogtepunt.
Ik wilde ‘s ochtends bijna niet in de spiegel kijken. Ik voelde me boos. Waarom kan mijn lichaam niet gewoon normaal doen? Waarom word ik wakker als een groot zweetplakkaat en niet een soort gebronsde godin met zeezoute waves in haar haar? Hoe doen die mensen dat?
Ik was boos dat mijn lijf niet mee wilde werken aan m’n insta-waardigheid, terwijl het juist zo hard aan het werken was om mij normaal door de hittegolf te slepen. Ik luisterde niet naar mezelf.
Ok, ik luisterde wel naar m’n hoofd. Mijn hoofd die vond dat alles normaal verder moest gaan, hoe raar de wereld op dat moment ook deed. Ik moest gewoon werken en sporten en ook vooral er net zo fris en fruitig uitzien als altijd. Maar ik luisterde niet echt naar mezelf. Niet naar alles wat zich onder dat hoofd bevond.
We moedigen elkaar altijd aan en zijn zo trots op de ander als die zegt naar zichzelf te luisteren en zichzelf te zijn. Maar vaak gaat het dan om daar boven, gaat het om dat we eindelijk luisteren naar onze gedachten en gevoelens.
Vandaag ben ik daarom trots op mijn lichaam. Dat niet luistert naar mijn koppigheid, dat niet in het gareel springt als ik dat wil. Dat doet wat moet en doet wat goed is. Voor mij.
Ben ik trots dat mijn benen me iedere dag laten rennen, fietsen en springen. Dat m’n armen me laten klimmen, dragen en anderen vasthouden. Dat m’n buik me gezond houdt, een beetje vet me warm en m’n huid me koel als de zon er op brand.
Ik weet ik heb makkelijk praten, mijn lijf werkt bijna altijd mee. En hoe stom onze lichamen ook soms kunnen zijn, vandaag ben ik trots dat het ook jou bracht waar jij nu bent.