Soms betrap ik me erop dat ik alle losse
paperassen op tafel weer even netjes op 1
stapel leg. Je zei ooit dat jij dat deed, omdat dat
direct de illusie wekt dat het huis is opgeruimd.
Bovenop de stapel legde je dan de krant, of een
moeilijk boek, want dan leek het allemaal ten
minste nog eens wat. Maar dat is alweer jaren
geleden.
Soms deel ik ineens een herinnering aan
je met anderen en betrap ik me op het gevoel
dat ik als vanouds weer tegenover je aan tafel
zit. Dan ruik ik het tafelkleed en heb ik zin in je
bami of in je soto, waar ik me nog steeds niet
aan gewaagd heb, in de angst dat ik de
herinnering aan jou verwar met middelmatig
gekook van mij.
Soms, hoor ik je gegiechel ineens. Een
meisjesachtige lach die je toch helemaal ownde,
ondanks dat je al ver in de zestig was. Je guitige
lach, je rode ronde bril, je roze blouse en het
sigaretje helemaal thuis in je hand. Die trouwe
vriend die je op het eind toch de rug toekeerde.
En soms, stel ik me voor hoe het
gebeurde. Zo vroeg dat het nog nacht was, met
je medestudenten langs de snelweg voor de
plazpauze van een ander, verrast door de opruk
van een ander nachtwezen dat ineens de
vluchtstrook opjoeg.
Nee, het leven stopt niet. Mensen met
grote en kleine rollen in je leven draaien door in
de coulissen, maar voor mijn gevoel treden ze
nooit af.
De schok van een verlies komt soms
pas jaren later, wanneer een kleine cue een
herinnering plots weer leven in blaast. Op zo’n
moment staan jullie ineens weer naast me en
praten jullie me moed, wijsheid en hoop in. In
het Frans zeg je tu me manques, want er
ontbreekt iets aan me. Ik kom je te kort. In het
gemis, kom ik je toch nog tegen, al is het maar
de schim die ik in leven houd, je bent er toch. Ik
mis je, en hou je dichtbij me.