Hoe inclusief is de kunstwereld? Een belangrijk onderwerp waar veel over gezegd kan en moet worden. Wij gaan erover in gesprek met de mensen die hier middenin zitten: van kunstenaars, directeuren, conservatoren tot galeriehouders. Deze week: Pien Rademakers: founder en galeriehouder van Rademakers Gallery, waar de vertegenwoordiging van jonge, vrouwelijke kunstenaars een belangrijk speerpunt is.
Hoe is jouw huidige visie tot stand gekomen?
“Tijdens mijn studie was ik al veel bezig met vrouwen. Ik heb kunstgeschiedenis gestudeerd aan de VU in Amsterdam, waar ik bewust koos voor hedendaagse kunst, omdat je je daarin kon richten op vrouwelijke kunstenaars. Het viel mij op dat in de boeken de vrouwen meestal werden omschreven als muze of assistent, maar nooit de hoofdrol speelden. Als ik een paper moest schrijven, ging ik echt het gevecht aan om daar een belangrijke vrouw in te plaatsen. Ik zocht naar een veld binnen de kunst waarin ik mijn eigen route kon bepalen – dat heb ik altijd al gedaan en doe ik nog steeds. Die boodschap wil ik ook uitdragen naar alle vrouwen: er is altijd wel iets mogelijk. Soms is het moeilijk, maar als je ergens echt voor gaat, dan kan het.
Die houding heb ik ook door mijn opvoeding. Mijn moeder had een eigen bedrijf en was altijd heel actief en feministisch. Pas later realiseerde ik me dat ik ben opgegroeid in een gezin dat toch wel wat voorliep op anderen. Ik ben altijd erg gestimuleerd om zelfstandig te zijn en tegelijkertijd juist ook te zorgen voor andere vrouwen. 25 jaar geleden was kunstgeschiedenis een studie waarvan werd gedacht: wat kun je daarmee? Maar mijn ouders zeiden tegen me: als je dit wil doen, dan kan dat, maar je moet wel ontzettend hard werken om dat voor elkaar te krijgen. Dus dat ging ik doen.”
Heb je dat ook zo ervaren, dat je er hard voor moest werken?
“Ja, er waren een hoop tegenwerkingen. En die heeft iedere ondernemer wel, maar als vrouw in de kunst is het extra moeilijk. Alleen al kijkend naar het fysieke deel, het is veel staan, veel sjouwen en bezorgen. Soms denk ik dat het bijna niet te doen is, maar we doen het wel.”
Je exposeert op dit moment de tentoonstelling No Waste. Kun je hier meer over vertellen?
“No Waste is de tentoonstelling waarmee we het culturele seizoen openen, omdat dit een belangrijke pijler is voor onze galerie. Ik vind dit een heel belangrijk thema – en er is zoveel mogelijk in je materiaalkeuze, dat ik eigenlijk alle kunstenaars die ik vertegenwoordig (en het liefst ook breder) wil stimuleren om te kiezen voor hergebruikte en minder belastende materialen. Ik denk ook dat je daar tegenwoordig niet meer onderuit komt.
Wij zijn net terug uit Kopenhagen, waar ze nog niet zo ver zijn wat betreft kunst en hergebruik als wij. Ze zijn wel veel bezig met mode en hergebruik, maar dit komt nog niet zo duidelijk terug in de kunstwereld. Maar ik ben daar heengegaan met veel informatie – en heb ze heel erg kunnen inspireren. Ik vind het onwijs gaaf om dat ook internationaal door te kunnen trekken. Duurzaamheid en hergebruik zien wij als iets positiefs om mee te spelen: het is niet belemmerend, maar juist inspirerend.”
Denk je dat kunst ons op weg kan helpen naar een duurzamer leven?
“Ik denk dat alles bij elkaar ons op weg zal helpen. Het werkt een beetje hetzelfde als bij het opvoeden van kinderen: je kunt veel dingen verbieden, maar je moet het gewoon voordoen en voortleven. Dus dat doen we ook – en elke stap die we kunnen maken die positief uitpakt is er één.”
Merk je dat jouw aanpak met betrekking tot duurzaamheid en inclusie collega’s in de kunstwereld inspireert om hetzelfde te doen?
“Wij zijn als galerie heel actief en maken duidelijke statements, ook op sociale media. Je ziet bij collega’s wel dat ze dingen overnemen en zoekende zijn naar bepaalde systemen die wij ook hanteren. Soms ben ik er niet meteen blij mee wanneer ik zie dat er hetzelfde wordt gedaan, maar aan de andere kant is het ook een compliment. En uiteindelijk gaat het niet om ons eigen eilandje, maar om het grotere doel: meer vrouwen in de kunst.
Ik krijg nog vaak kritiek – voornamelijk van mannen – wanneer ik ergens sta met een stand met alleen maar vrouwelijke kunstenaars. Mensen voelen zich aangesproken en bedreigd, maar dan weet ik dat ik goed zit. Want als dat niet meer gebeurt, dan zijn we pas waar we willen zijn.”
Je bent opgegroeid in een vooruitstrevend gezin en je zet je in voor vrouwelijke kunstenaars. Noem je jezelf feminist?
“Ja, ik heb geen moeite met dat woord. Ik merk dat veel mensen dat wel hebben, ook vrouwen, maar ik vind het een hele duidelijke term en ik sta daar voor. Soms merk ik dat jonge vrouwen nog een beetje terugdeinzen van het woord feminist. Zij denken dan aan de vrouwen die nu 60 of 70 jaar oud zijn en vroeger hebben moeten vechten voor hun positie. Maar dat kun je niet vergelijken met hoe het nu is. Zelf heb ik het idee dat als je terugkijkt naar deze vrouwen in vergelijking tot mijn generatie en de positie van mijn dochter, dat er de laatste jaren relatief weinig grote stappen zijn gemaakt in Nederland. Dat mag nog wel een tandje meer.
Ik heb het gevoel dat we wat betreft feminisme al een aantal jaren stilstaan. De eerste stap lijkt natuurlijk altijd het grootst, maar juist de finesse, zoals kinderopvang voor alle vrouwen die werken en steun voor alleenstaande moeders, is heel belangrijk. Ik heb zelf ook in mijn eentje mijn kinderen opgevoed en mijn zaak gerund. Het is me gelukt, maar ik weet ook hoeveel geluk ik heb gehad en wat een goed netwerk ik om me heen heb gehad. Er zou daarom echt een vrouwelijke minister moeten zijn voor ‘vrouwenzaken’, er ligt nog zoveel potentie.”
Denk je dat dit vooral bij de politiek ligt?
“Het ligt bij politici, maar óók bij vrouwen zelf. De Nederlandse vrouw koestert zich vaak in een soort luxe van een parttime moraal, en dat is prima als je daarvoor kiest, maar ik vind het zorgwekkend dat driekwart van de Nederlandse vrouwen niet zelfstandig is. Dan kan je niet écht je eigen keuzes maken. En ik vind het ook geen inspirerend voorbeeld voor de kinderen, als ik eerlijk ben. Wanneer ik een financieringsaanvraag voor mijn woning of bedrijfspand doe als vrouw, voel ik me zo ontzettend trots dat ik dat heb kunnen bewerkstelligen. Ik heb vroeger veel geworsteld met die verantwoordelijkheid, dingen mogen, dingen kunnen en het vragen van hulp. En ik denk dat er veel andere vrouwen zijn die dat ook hebben. Ik merk dat ik daarin ook een rolmodel ben voor anderen. Het is niet makkelijk, maar je kunt je gezin opvoeden en onderhouden in je eentje én een eigen bedrijf runnen.
Hoe gaat het volgens jou met de emancipatie in de kunstwereld?
“Er komen steeds meer vrouwen in de kunstwereld en musea, maar toch vind ik dat we nog steeds ver achter lopen. Er is nu wel beleid op het aankopen van vrouwelijke kunstenaars en mensen van kleur, en dat is heel positief, maar er moet nog veel meer gebeuren.”
Wat is jouw hoop voor de toekomst?
“Ik hoop dat er op de kunstacademies meer nadruk wordt gelegd op het aspect van hoe je te werk gaat als kunstenaar. Hier zitten namelijk veel talentvolle vrouwen, maar er is te weinig aandacht voor de kloof tussen creativiteit en financiële afhankelijkheid als kunstenaar. Wanneer je kijkt naar hoeveel afstudeerders vrouw zijn en hoeveel daarvan uiteindelijk een zelfstandige beroepspraktijk hebben, schrik je van de cijfers. Je wordt eigenlijk opgeleid als een dure hobby – en dat moet stoppen.
Daarom vecht ik ook voor de financiële positie van mijn vrouwelijke kunstenaars. Ik kan ze wel vertegenwoordigen, maar ik wil ook echt dat ze een praktijk hebben die zelfstandig kan draaien. Ik praat met ze over dingen die verder gaan dan de basis, zoals de stappen die je zet voor je bedrijf tijdens een zwangerschap.”
De expositie No Waste is van 3 september tot 30 oktober 2021 te zien bij Rademakers Gallery.