Ik sta voor de spiegel. Met mijn vingers traceer ik de rondingen die mij omvatten. Zachtjes zakt mijn rechterhand omlaag, van mijn taille naar mijn heupen, terwijl mijn linkerhand in tegenovergestelde richting omhoog glijdt en afdwaalt naar mijn buik. Mijn hoofd knikt opzij en mijn ogen staan stil.
Voordat ik wist wie ik was, wist ik dat mijn figuur niet goed was. Als kind ging ik van dieet naar diëtiste en werd ik geprezen om de kilo’s die ik afviel. Naast een lange, slanke zus en een smal jonger broertje stak ik – kennelijk – af. Mijn vader was ook altijd stevig geweest en samen hadden we dus al gauw ons eigen kampje opgezet binnen het gezin: ‘de snoeperds’ die geen maat wisten te houden. Het was leuk om grapjes te maken over het feit dat ik echt àlles lekker vond.
Maar de aandacht die door anderen werd gevestigd op mijn buitenkant kostte me ruimte. Ruimte die ik probeerde in te halen door mezelf zo klein mogelijk te maken en langzaamaan trok ik me steeds verder terug in de hoop dat mijn omvang niet meer zou opvallen. Ik leerde mezelf een rustige uitstraling aan die het doel van onopvallendheid zou dienen. Het maakte een verdrietige tiener van me die zich niet op haar plek voelde tussen haar vrienden.
Dat gekwetste meisje maakt nog altijd deel uit van wie ik nu ben. Mijn lichaam blijft een uitdaging, maar de focus ligt wel meer op gezondheid. Ik wil een sterk lijf, een lichaam dat me de kracht geeft om juist ruimte ín te nemen. De kracht van een vrouw zit ‘m natuurlijk helemaal niet in de omvang van haar buik, maar in de omvang van haar geest. Wanneer ik een vrouw zie, geniet ik van haar doortastendheid, empathische vermogen en/of verreikend geheugen. Ik smul van wat ze voor elkaar krijgt of wat ze te zeggen heeft. Ik traceer de contouren van de kennis die ze met me deelt, terwijl ze me verrast met een zelfverzekerde glimlach die ze me nog even extra toestopt.
Mijn ogen staan stil en kijken mezelf recht aan. Ik lach verlekkerd om de zachtheid van mijn lichaam, draai me om en stap de rest van mijn dag in. <