12:01. Ik schuif ongeduldig heen en weer. Ik wip een beetje op mijn stoel terwijl ik de laatste druppels van mijn koffie achterover sla.
Mijn schuivende stoel maakt samen met mijn trommelende vingers een onsamenhangend nummer. Ik kijk om mee heen op zoek naar mijn vriendin.
12:04. 1 grote wortel, bleekselderij, rode ui, knoflook, 4 grote tomaten, volkorenpasta (die strikjes variant). Ik heb dit lijstje al tien keer in mezelf opgenoemd. Ik moet mijn was nog uit de machine moet halen en oudpapier weggooien.
12:07. Ik staar een minuut naar mijn afgekloven nageltjes.
12:08 Ik besluit mijn ereader er bij te halen. Dan maar even lezen.
12:10 Mailtjes beantwoorden.
12:13 Appjes doornemen.
Geduld is een schone zaak.
Ik weet het, maar het geduld hebben om dat zo in te zien, dat lukt me gewoon nu even niet.
Ik wacht, ik noem lijstjes op, ik trommel, ik drink nog een koffie.
12:23 op de klok.
Waarom houd ik toch die tijd zo in de gaten? De ene keer vieren de momenten voorbij. En het andere moment lijkt het alsof de wijzer blijft plakken op de cijfers.
Alsof Vadertje Tijd een grap met mij uithaalt die uren lijkt te duren. Urenlange minuten. Waarin ik ongeveer alles opnoem, bedenk, wat ik nog moet doen. Maar waarom laat ik mezelf niet even verdrinken in de spaarzame minuutjes van verveling?
Ik staar voor mezelf uit. Ik wis de gedachten over werkmails en wasmachines.
12:32 Nee het wordt toch een wokgerecht.