Ik kijk naar je. Je staat er ongemakkelijk bij, handen stevig tegen je heupen aangedrukt. Je vindt het niet leuk om terug te kijken maar je doet het wel. We scannen elkaar van top tot teen, elk foutje op ons lichaam slaan we op in ons hoofd. Ik zet een frons op jouw gezicht. Je zou willen dat je me kon laten verdwijnen maar elke keer dat je je kamer binnen komt lopen ben ik toch elke keer daar en kom je toch elke keer voor me staan.
Je ligt in bed, de paniek zwermt rond in je ogen. Je weet niet wat je moet doen. Je ademt kort en door je borst. Ik schud mijn hoofd naar je. Zo hoor je het niet te doen. Je draait en je draait, wachtend totdat de paniek over is. Ik bestudeer je drie uur lang. Drie uur lang lig je te zweten en te panieken. Ik wil je vertellen dat je rustig moet blijven, dat je je handen uit je haar moet halen en moet ademen. Toch blijft mijn mond dicht.
Je komt net thuis, je bent moe van een dag werken. Je wilt douchen en naar bed. Toch kom je weer voor me staan. Je houdt je buik vast, knijpt in je dijen, trekt aan je wangen. Je zucht naar me. Je ziet niet wat je wilt zien. Je steekt je tong naar me op en rolt je ogen. Je laat me weten dat je me haat. Je haat elk klein aspect dat ik je laat zien. Ik wil je tranen drogen, ik wil je hoofd in mijn handen nemen en vertellen dat je een prachtkind bent. Toch blijft mijn mond dicht.
Je komt net thuis van trainen. Je hebt weer een paniek aanval gehad tijdens het zwemmen. Je gaat dit keer voor me zitten. Je hoofd leunt tegen me aan, je natte haren zijn koud. Je vertelt me dingen en ik luister. Dat is alles wat je momenteel nodig hebt. Je vertelt me hoe je wilt dat alles makkelijker ging, dat je wilt dat je je weer kon voelen zoals je je aan het begin van het jaar voelde. Ik wil je omhelzen, je een warme en nodige knuffel geven. Ik wil je vertellen dat het ooit weer goed gaat komen en dat je hier even doorheen moet. Toch blijft mijn mond dicht.
Ik verdwijn zodra je van me wegloopt. Je wilt jezelf niet meer zien voor vandaag. Ik blijf in je achterhoofd zwerven. Je denkt aan hoe ik eruitzie. Aan hoe wij eruitzien. Ik wou dat ik je kon overtuigen om van jezelf te houden. Maar een spiegelbeeld is maar een spiegelbeeld.