Met een strakke blik naar het sop schrob ik de snijplank. Ik doe het niet. Deze keer echt niet. Ik ga niet als eerste om.
Nu is het zijn beurt. Maar naast me wordt nijdig afgedroogd met dusdanig opgetrokken wenkbrauwen dat de ophaalbrug naar gesprek voorlopig niet zal zakken. De keuken staat onder spanning en we doen even net alsof we allebei zonder de ander kunnen, want zwichten op het actuele twistpunt is geen optie. Plotseling is niets belangrijker dan het behouden van onze trots, zelfs hij is minder, zelfs ik ben dat voor hem.
Na het laatste glas en een vergeten theelepel in de gootsteen is de vaat gedaan en is het gedaan met onze pretentie. Want wat lullen we nou, zo belangrijk is het allemaal niet. We slikken drie keer en schuifelen om elkaar heen met boze compromissen en dan sluiten we elkaar in die innige omhelzing, waar we toch niet zonder kunnen.