‘Je spreekt echt goed Nederlands voor een buitenlander.’ Elke keer dat ik deze zin hoor, is het alsof ik onderuitglijd. Ik struikel, net als in de films, over een bananenschil en iedereen begint te lachen. Om me heen staat een cirkel van witte mensen die na 40 jaar de dt-regel nog steeds niet onder de knie hebben. Niet dat het uitmaakt, door mijn huidskleur heb ik de wedstrijd al verloren voor ik mijn mond open kan doen. Dus ik eindig weer met een bult op mijn achterhoofd en zij gaan vrolijk door met hun onderhuidse racisme.
Het is oneerlijk. Taal is altijd mijn sterkste kwaliteit is geweest, maar toch zal het nooit ‘normaal’ zijn. Als ik een foutloze tekst schrijf, is het knap voor een (niet-westerse) allochtoon, buitenlander of in welk hokje je mij dan ook wil plaatsen. Waarom het zo werkt zal ik nooit begrijpen. Want wat is nou eigenlijk het doel? Het is echt niet nodig om te horen dat je iets goed kunt voor een kind van twee immigranten. Je kan iets goed, punt. Mijn achtergrond is namelijk geen belemmering, maar kortzichtigheid wel.
Het lastige aan deze opmerking is dat ze vaak niet eens slecht bedoeld zijn. Maar moeten we ze daarom telkens voorbij laten gaan? Ik denk het niet. Ik vertel een ander ook niet hoe goed of slecht hun Nederlands is voor een witte Nederlander. Het voelt namelijk een beetje als tegen iemand zeggen dat het knap is dat ze hun handen hebben gewassen na het plassen. Dat doe je alleen bij kleine kinderen, niet bij volgroeide mensen die allang weten hoe normaal dit is. Ik denk dat het goed is om mensen te wijzen op hun gedrag. Woorden richten namelijk nog steeds schade aan, zelfs als de intenties puur zijn.
Zoals ik al eerder zei, is taal altijd mijn sterkste punt geweest. Toen ik op de basisschool niet wilde meedoen met de gymles, bleef ik in het klaslokaal zitten om spellingdictees na te kijken. Maar dan wel zonder antwoordblad, uiteraard, anders was het saai.
Ik verdween veel liever in een zee van woorden dan één van twintig gillende kinderen. Het duurde ongeveer een uur voordat de storm van bezweten 10-jarigen weer aan kwam waaien. Zestig minuten lang zat ik in mijn eentje in dat grote lokaal. Ik heb me zelden zo rustig gevoeld. Het voelde zo veilig om iets te doen waar ik goed in was.
En dat is eigenlijk ook mijn antwoord op de vraag: wat kan ik dan zélf doen? Want ik kan me hier nog heel lang kwaad om maken, maar wat lost dat eigenlijk op? Ik ben heus niet de enige die hiermee zit en toch lijkt er maar geen verandering in te komen. Dus heb ik besloten dat het beter is om men hun ongelijk te bewijzen. Ik ga de onwetende mensen laten zien dat ik meer kan dan het spreken van mijn geboortetaal. Maar ook vooral, ik ga gebruik maken van mijn kracht. Ik spreek goed Nederlands, tijd om het te laten zien.