Voor sommigen een maand van rust en bezinning; een maand van het geloof en de Heer, voor anderen een maand lang bezig zijn met “Ik heb honger! Is het al tijd? Hoe lang nog?”. En dan heb je mij, het meisje dat nooit een connectie heeft gehad met haar geloof en dan wel ineens een maand lang niet eet om dichter bij haar Heer te komen (die ze niet eens kent of erkent, om eerlijk te zijn). Je kan je afvragen waarom ik het eigenlijk allemaal doe.
Het antwoord is niet zo simpel, omdat ik doodeenvoudig geen antwoord heb op die vraag. “Waarom eet je dan niet stiekem?”, wordt mij wel eens gevraagd. Waarop ik antwoord met: “Ik durf het niet”. Zou het Godsvrees zijn of simpelweg respect? Godsvrees is iets wat ik ken, maar nooit heb ervaren, dus dat kunnen we in ieder geval wegstrepen.
Als klein meisje heb ik van huis uit meegekregen dat de Ramadan de belangrijkste maand van het jaar is voor moslims. Ik was twaalf en begreep niet waarom ik dertig dagen lang honger moest lijden; en als ik ernaar vroeg kon dat verkeerd overkomen. “Dat is wat Allah van ons wil, dus dan doen we dat!” Ik deed het, niet omdat het moest van Allah, maar omdat mijn ouders geloofden dat het moest van Allah. Als iemand mij vroeg waarom ik meedeed vertelde ik hen wat ik thuis voor de spiegel had ingestudeerd. “Ik doe mee voor de armen, zij hebben altijd honger en wij helpen ze door zelf niet te eten.” Nu ik dit zo typ, besef ik me hoe idioot dat klinkt. Desondanks namen mijn vrienden daar genoegen mee; en ik uiteindelijk ook.
Mijn moslim leeftijdsgenoten, die toen der tijd ook mee deden aan de ramadan, waren altijd erg enthousiast. Iedereen keek uit naar deze maand. Een maand van samenkomen; een maand van vaak naar de moskee gaan om de normen en waarden die we deelden leven in te blazen. Ik vroeg me af wat er mis met mij was. Waarom ik deze gevoelens niet deelde? Waarom alles in mijn lichaam zich verzette tegen alles dat met het geloof te maken had? Ik voelde me niet op mijn plek en kon geen rust vinden.
Jaren gingen voorbij en telkens keek ik steeds meer op tegen deze heilige maand. Maar vooral dit jaar; het jaar dat ik besloot om voor mezelf te kiezen en voor mijn rechten op te staan. Ik verliet langzamerhand het geloof en deed mijn hoofddoek af. Langzaam maar zeker werd het antwoord op de vraag of er wel daadwerkelijk een god bestond, steeds onduidelijker. Ik realiseerde me dat ik die vraag mezelf niet mocht stellen als ‘moslim’. Ik vergat dat de Ramadan naderde en ik, ook dit jaar, weer mee moest doen. De maand die weer helemaal draaide om het geloof. Hetzelfde geloof waar ik niks bij voelde en geen connectie mee had. Dat gevoel was deze keer sterker dan ooit. Net als elk ander jaar was iedereen weer enthousiast, maar ik niet. Weer twijfelde ik om stiekem een slok water te nemen of dat ene stuk chocolade naar binnen te werken. Ik durfde het niet. Nog steeds niet. Nog altijd zoekend naar een antwoord, probeer ik de dagen door te komen. Met nog elke dag dezelfde vraag: “Waarom?”.